Hoe kijk jij naar het leven? En hoe de mensen rondom jou?
Bevind jij (of zij) je op een wilde rit van hoogtes en laagtes?
Laat me het verhaal vertellen van de boerenzoon (één van de uittreksels uit ‘Life is a Game!’) om je een ander perspectief te geven.
Op een dag, laat in de zomer, was een oude boer aan het werk op zijn veld met zijn oude, zieke paard. De boer voelde medeleven voor het paard en wenste zijn lijden te verlichten. Zo gezegd zo gedaan, en de boer liet het paard los om naar de bergen te gaan en daar de laatste dagen van zijn leven te slijten.
Kort daarop bezochten buren van het nabije dorp de boer en zeiden: “Wat zonde. Nu is je enige paard weg. Je hebt echt wel ongeluk! Je moet nu wel heel verdrietig zijn. Hoe zal je kunnen leven, hoe zal je het land kunnen bewerken en hoe zal je kunnen overleven?” De boer antwoordde: “Wie weet? We zullen zien.”
Twee dagen later kwam het oude paard terug, verkwikt nadat het los had kunnen lopen op de berghellingen waar hij zich te goed had kunnen doen aan wilde grassen. Hij kwam terug met twaalf jongere en gezonde paarden die het paard tot in de omheining volgden. Het nieuws over het geluk van de oude boer verspreidde zich als een lopend vuurtje en het duurde niet lang voor er mensen stopten om de boer geluk te wensen met zijn goed fortuin. “Hoe fortuinlijk ben je!” riepen ze uit. “Je moet wel heel gelukkig zijn!” Opnieuw zei de boer zacht: “Wie weet? We zullen zien.”
Heel vroeg de volgende morgen, ging de enige zoon van de boer op pad in een poging om de nieuwe wilde paarden te trainen, maar hij werd op de grond gegooid en brak zijn been. Gedurende de dag kwamen de dorpelingen één voor één langs om te jammeren over deze pech. “Oh wat een tragedie! Je zoon zal je niet kunnen helpen met een gebroken been. Je zal nu al het werk zelf moeten doen. Hoe zal je overleven? Je moet wel heel verdrietig zijn”, zeiden ze. Rustig werkte de oude boer zijn taakjes verder af en antwoordde: “Wie weet? We zullen zien.”
Enkele dagen later brak er een oorlog uit. De mannen van de Keizer kwamen aan in het dorp en eisten dat alle jonge mannen met hen meegingen om te dienen in het leger van de Keizer. De zoon van de boer werd echter ongeschikt verklaard vanwege zijn gebroken been. “Wat een geluk heb je!” riepen de dorpelingen uit terwijl hun eigen zonen wegmarcheerden. “Je moet wel heel gelukkig zijn!” “Wie weet? We zullen zien.” antwoordde de boer op weg om alleen zijn veld te gaan bewerken.
De tijd ging voorbij en het gebroken been genas redelijk, maar de zoon bleef toch licht kreupel. Opnieuw kwamen de buren langs om hun medeleven te betuigen. “Oh wat een pech. Het zit je echt niet mee!” Maar de oude boer antwoordde enkel: “Wie weet? We zullen zien.”
Wat bleek? De andere jonge zonen van het dorp waren allemaal gesneuveld in de oorlog en de oude boer en zijn zoon waren de enige mannen die in staat waren om de velden van het dorp te bewerken. De oude boer werd heel rijk en was heel genereus naar de andere dorpelingen. Ze zeiden: “Hoe fortuinlijk ben je toch! Je moet wel heel gelukkig zijn!” En de oude boer antwoordde: “Wie weet? We zullen zien!”
Lees meer uittreksels.
Leave A Comment